Iedereen wil uniek zijn, alleen opvallen willen we niet. Ha! Dat lukt dus niet! Want mensen kijken naar mensen die anders zijn. Zo werkt het. Mensen kijken naar iemand die het anders doet, die anders denkt, die anders voelt.
Omdat ik zelf regelmatig aanloop tegen mensen die mij "bijzonder (vreemd)" vinden soms, had ik het erover met een coach. Hij vertelde dat dit kwam door ons prehistorische brein. Het oerbrein. Gebouwd om te overleven, en alles wat afwijkt van de norm wordt door dat deel van ons brein automatisch als gevaarlijk gezien. "Bianca, geef ons nog 100 jaar, nog even geduld, dan komt het goed". Die 100 jaar heb ik niet mensen!
Vroeger, toen we nog leefden in kleine stammen, was het van levensbelang om bij de groep te horen. Uitsluiting betekende toen een grotere kans op sterven. Het brein leerde daarom dat een groep veilig was en dat alles wat anders was een risico kon vormen.
Als er vroeger iemand van een andere stam met een ander uiterlijk, ander gedrag en andere gewoonten onze stam naderde, dan moest je voorzichtig zijn. Dit kon een vijand zijn, iemand die voedsel kwam stelen of de harmonie kwam verstoren. Het oerbrein reageert hierop met een fight, flight, or freeze response: negeren, vermijden of aanvallen. Dit mechanisme zit er nog steeds in, ook al leven we nu niet meer in dezelfde primitieve omstandigheden.
Daarom vinden we ‘anders zijn’ vaak ongemakkelijk. We zijn nieuwsgierig, maar ook voorzichtig. We willen uniek zijn, maar niet buiten de groep vallen. En als we iemand zien die afwijkt—door gedrag, kleding, denkwijze of levensstijl—dan kan dat iets in ons triggeren. We kijken, oordelen, vergelijken. Soms met bewondering, soms met afkeer, soms met een mengeling van beide.
Dus anders zijn is voor velen helemaal oké, zolang je maar lekker op een afstandje anders gaat zitten zijn. En zolang je niet zó anders bent dat je het oerbrein van anderen te veel uitdaagt. Ironisch genoeg is dat precies waarom degenen die durven op te vallen vaak de wereld veranderen.